Uitdaging
		De persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) gebruik je om naar iemand te refereren of letterlijk te wijzen. Een persoonlijk voornaamwoord kan het onderwerp van een zin zijn, maar ook het voorwerp (lijdend voorwerp of meerwerkend voorwerp). Dit is een belangrijk verschil, omdat het bepaalt welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken.
Welke persoonlijke voornaamwoorden kennen we en wanneer gebruik je welk persoonlijk voornaamwoord?
		Methode
		Persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) gebruik je om naar iemand te refereren of letterlijk te wijzen. Je hebt al geleerd welke persoonlijk voornaamwoorden je kunt gebruiken als het het onderwerp van een zin is. Het persoonlijk voornaamwoord kan ook het voorwerp (lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp) van een zin zijn. In dat geval heb je te maken met de volgende persoonlijke voornaamwoorden:
ENKELVOUD
- mij, me         me            He gives me some water.
- jou, u            you           Your brother is talking to you.
- hem              him           I am playing a game with him.
- haar              her            Bob is going to a party with her.
- het                it                Tennis is my favourite sport. I just really like it.
MEERVOUD
- ons               us                Thomas sent us a message last week.
- jullie, u         you              I will let you know in a minute, brothers and sisters.
- hen               them           Did you spend much time with them?
Indien je moet kiezen welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken in de zin, neem dan altijd de volgende stappen:
- Bepaal of het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp van de zin is of het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is.
- Bepaal of je een enkelvoudsvorm of meervoudsvorm moet gebruiken.
- Bepaal welk persoonlijk voornaamwoord je exact moet gebruiken.