Uitdaging
Als je de verleden tijd (vt) gebruikt dan zeg je dat er iets al is gebeurd. De sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Er zijn veel sterke werkwoorden. Hoe je de verschillende vormen van de verleden tijd schrijft van deze werkwoorden, moet je gewoon onthouden.
Methode
Hieronder zie je een aantal voorbeelden van de verleden tijd van sterke werkwoorden:
worden | werd | werden |
gaan | ging | gingen |
dragen | droeg | droegen |
lopen | liep | liepen |
breken | brak | braken |
houden | hield | hielden |
lezen | las | lazen |
laten | liet | lieten |
hebben | had | hadden |
ruiken | rook | roken |