Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende persoonsvormen in enkelvoud en meervoud tegenwoordige tijd en wanneer gebruik je deze vormen?
Methode
Het volgende overzicht laat duidelijk zien wanneer je welke persoonsvorm gebruikt:
Ik stam ik?
Jij stam+t
stam jij?
Hij/zij/u/het stam+t hij/zij/u/het?
Wij/jullie/zij hele werkwoord wij/jullie/zij?
Als je de regels voor het bepalen van de stam goed kent en dit overzicht goed onthoudt, dan kan je altijd de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd enkelvoud & meervoud opschrijven.