Uitdaging
Persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) gebruik je om naar iemand te refereren of letterlijk te wijzen. Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden (possessive pronouns) gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit.
Welke persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kennen we en wanneer gebruik je welk persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Methode
In de afbeelding zie je een overzichtje van de verschillende persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden die we kennen in de Engelse taal. Omdat deze woorden best veel op elkaar lijken is een foutje snel gemaakt.
Je kunt via het volgende stappenplan bepalen of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord of met een bezittelijk voornaamwoord, en vervolgens bepalen welk exacte voornaamwoord je moet gebruiken.
- Wil je met het woord naar iemand verwijzen, gebruik dan een persoonlijk voornaamwoord. Wil je uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, dus dat iemand iets bezit, gebruik dan een bezittelijk voornaamwoord.
- Persoonlijk voornaamwoord gebruiken? Neem dan de volgende stappen:
- Bepaal of het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp van de zin is of het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is.
- Bepaal of je een enkelvoudsvorm of meervoudsvorm moet gebruiken.
- Bepaal welk persoonlijk voornaamwoord je exact moet gebruiken.
- Bezittelijk voornaamwoord gebruiken? Neem dan de volgende stappen:
- Bepaal of het bezittelijk voornaamwoord vóór het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst in de zin staat of dat dat niet zo is.
- Bepaal of je een enkelvoudsvorm of meervoudsvorm moet gebruiken.
- Bepaal welk bezittelijk voornaamwoord je exact moet gebruiken.
In onderstaande voorbeelden kun je goed zien wat de verschillen zijn tussen deze voornaamwoorden:
- I am Patrick. Yes, that's me on that picture. I like to wear my green jacket on pictures, because that jacket is mine.
- He likes to swim. Do you like him? Or do you only like his glasses? I am sure they are his.
- We like it here. It's a good place for us to live. Have you ever been to our place? I am so glad that it is ours now.